Als ik later groot ben wordt ik schapentemmer
Wat kan een mens nu beter worden dan voedselbank voor afhankelijke wezens en ze tevens verzorgen van de wieg via het ziekbed tot het graf? En dat de dankbare wezens zich dan braaf hun hele leven lang laten scheren en knippen? En dat je dan ook nog eens geen hekken en heggen nodig hebt om de boel bij elkaar te houden? Want hooguit een enkeling loopt weg en wordt dus door de wolven van elders gevreten na eerst geknipt en geschoren te zijn. Nee, dan kom je vanzelf bij de schapentemmerij terecht.
Veel studie heb je er niet voor nodig. Eigenlijk hoef je maar een paar simpele zinnen uit je hoofd te leren en die uit je mond laten vallen. Of je doet een pak aan en je lacht veel. Of je gaat naar de kapper. Dus ik zit nu iedere avond naar de televisie te kijken om daar wat zinnen op te doen die ik later in de temmerij kan gebruiken. De mooiste, die ik ook op alle verjaardagen rondstrooi, is nog steeds “Dat moeten we toch niet willen metzunnalluh” als de gastvrouw laat weten dat we nu wel genoeg hebben gezopen.
Er is werkelijk geen hond die daarvan terug heeft. Meestal stokt het gesprek als ik die zin laat vallen en moet iedereen plotseling pissen of koffie gaan zetten of we krijgen toch weer een bel jenever. Dus met deze zinnen krijg ik ze later ook wel aan het werk. De buurman ging laatst bedremmeld weg toen ik zei dat we meer compassie met elkaar moesten hebben. Even later moest ik een paar uur luisteren naar de jammerende buurvrouw die op de keukentafel wat compassie van de buurman kreeg.