Handpopjes in de poppenkast
Altijd weer zeer verhelderend, zo’n tv-debat, waarin politici het tegen elkaar moeten opnemen. Ik heb altijd wel een beetje medelijden met de deelnemers. Want ga er maar aan staan. Je moet een stelling verdedigen waar je misschien wel heel anders over denkt. Maar je kunt niet anders omdat de standpunten van je Partij heilig zijn. En als je tegen de wensen van de Partij ingaat loopt het slecht met je af. Geen leuke baantjes meer. Nooit meer staan te soppen als de tv-camera op je gericht staan en je weer iets leuks mag zeggen. Nooit meer hordes verslaggevers die om je heen lopen te dringen. Je kunt je nooit meer Madonna of Elvis voelen, bij een urenlang durend applaus. Want daarvoor alleen al ben je tenslotte de politiek in gegaan. Soms, als je heel erg belangrijk voor de Partij geworden bent, zullen ze je een leuk baantje voor je bedenken op een tropisch eiland, hier héél ver vandaan, zodat ze geen last meer van je hebben. Af en toe gaat een collega maar voor zichzelf beginnen, maar dat durf je natuurlijk nooit. Och, je hebt wel eens gehoord dat een volksvertegenwoordiger het hele volk moet vertegenwoordigen, gek dat dat zo heet, en nog wel zonder last of ruggespraak, maar ja, de Partij hè.
Diep medelijden heb ik met deze arme mensen als ik ze zo onzeker zie leuteren. De lichaamstaal en de zenuwachtige gezichtjes laten ons een gruwelijke innerlijke strijd zien. Een zenuwachtig trekje van een ooglid, een trillende mondhoek, de verheffing van de stem, de onbegrijpelijke woordenbrei. Allemaal uitingen van een mens in grote geestelijke nood. Een mens die voor iemand anders, de Partij, staat te liegen of die een verhaaltje opdist en niet weet waar het allemaal over gaat. En dan maar gaat schreeuwen. Een mens in gijzeling door zijn hebzucht. Een mens die ook rekening moet houden met de belangen van de partner, want wie heeft er zin in gezeur van het thuisfront. Op hun gezichten zie je de martelende vraag geprojecteerd of de toehoorders dat nu allemaal wel zullen slikken. Even valt er een hemelse rust over het door zorgen doorploegde gelaat. Ja, nu weet het handpoppetje het zeker. Ze slikken alles als zoete koek want ik ben tenslotte politicus en daarom weet ik alles. Maar lang duurt deze zoete toestand niet en de kaken krampen weer op elkaar, het ooglid begint weer te trekken. Oh, die verdomde onzekerheid. Maar dan hoort de arme verwarde ziel gelukkig een liedje in zijn hoofd opzwellen. Een hit die André Hazes speciaal voor politici over het stemvee zong: Zij gelooft in mij.