Over het Hygiëne argument in de Vellensnijdiscussie
Het eerste dat we bij het Vreemdelingen Legioen leerden was het wassen van je snikkel met zand. Goed droog woestijnzand was het beste, een beetje grofkorrelig, niet van dat spul uit de Sahara dat je wel na een regenbui op je pas gepoetste auto aantreft. En niet te vergeten je liezen en je oksels. Ook met zand want water was alleen om te drinken en bij ander gebruik werd je door woedende collega’s tot je nek in de woestijn ingegraven om van dorst te sterven terwijlk de schorpioenen je oren en mondholte in en uit liepen.
Tandenpoetsen gebeurde ook met zand en afvegen na het poepen dus ook. De blaas reinigen voordat je de andere zaken had afgewerkt mocht niet omdat je urine straks nodig was voor geneeskundige doeleinden. Het ontsmetten van de gereinigde plaatsen en het gorgelen na de tandenbeurt.
In het begin was je kieskeurig waar je het zand vandaan haalde en je was voorzichtig, haast teder met je edele delen bezig. Maar dat kudtmuhnagelgedrag leerden ze je daar rap af. Want als je maar een beetje treuzelend vanwege pijn maar wat met je leuter zat aan te pielen kwam de drilmajoor je wel even persoonlijk helpen. Die ging dan zo voortvarend aan het drillen dat alles alle kanten op spoot en je weer opnieuw kon beginnen. Vaak werd tussendoor ook nog even je hol door de voortvarende pompstok van de drilmajoor en een handje zand gereinigd.
Als alles schoon was mocht je de ochtendspiegel over de gereinigde delen gieten ter meerdere ontsmetting want zoals bekend is urine een perfect middel tegen wintervoeten en druipers. De Legionairs hadden dan ook allemaal een Prince Albert door hun sjaak, dat is een soort gouden haltertje voor het schrapen van binnenvoeringen, waar aan de ene kant een zak zand en aan de andere kant een buidel voor de urine hing voor onderweg.
Alle woestijnmensen reinigden zichzelf traditioneel ook met zand. Gewoon omdat water daarvoor te kostbaar was. Maar dat deed pijn en dus vonden ze maar gauw het bijsnijden van de leuter uit waardoor dar gedoe met dat zand niet meer nodig was. Ja, wij hadden dat ook kunnen doen maar dat schijnt pijn te doen.
Dus ik viel stijl achterover toen ik uitgelegionairt was en terug kwam in deze waterwereld waar ze rustig de kraan een half uur laten lopen omdat het water dan zo lekker koel is. Stijf stond ik van ongeloof. Nee, niet vanwege die kraan en dat koele water. Nee, vanwege voormalige woestijnmensen wiens voorvaderen in hun oorspronkelijk prachtige land hun lullen en die van hun zonen reinigden met zand en omdat dat pijn deed de bijsnijderij uitvonden.
En die om wonderbaarlijke redenen die paradijselijke plek hebben verlaten om hier nu te beweren dat ze stukken van het leutertje van hun zoon moeten afsnijden omdat zoiets bij hun voorvaderen gebruikelijk was vanwege dat dat gewas met zand pijn deed aan het pieletje en er nog geen waterpompenontwikkelingshulp was en vanwege de hygiëne en het voorkomen van baarmoederhalskanker. Terwijl we hier de moord steken van het water. Zoveel water dat we daar rustig een hele polder in Zeeland mee vol laten lopen. Zouden ze een hekel aan water hebben?