Vette Wim
“Van mij”, betoogde de tapgast en nam eerst nog maar een slokje alvorens hij zijn monoloog voort zou zetten, “Van mij kunnen ze allemaal een vette wim krijgen.” Hier dankte hij zijn bijnaam aan. Vette Wim had de bekende verwensing “krijg maar een dikke lul”, voor een nettere kroegdiscussie vertaald naar “krijg maar een vette wim.” en werd daar in Nijmegen wereldberoemd mee. Hij hield de plaatselijke Gelderlander omhoog om die vervolgens op de tap te kwakken en er met een blik vol walging nog maar eens met zijn reusachtige vuist op te slaan.
De tap dreunde lang na. Broeiend keek Vette Wim om zich heen zoekend naar slachtoffers. Zijn blik viel op de enige klant op deze vroege middag, een dame die aan het raam een kopje thee zat te drinken. Vol interesse bekeek ze een bierviltje. Als ze nou lang genoeg naar dat viltje bleef kijken zou Vette Wim haar wel overslaan en tegen de kastelein gaan zeuren. Maar die was druk bezig met flessen in kratten te zetten en dat was een te beweeglijk slachtoffer voor Vette Wim.
“Zeg mevrouw”, hoorde de dame hem zeggen , “waar stem jij op?” . Ze kromp ineen, wetende, want ze kwam hier vaker, dat dit het begin was van een reeks meedogenloze vragen en vaststellingen, die Vette Wim altijd op z’n slachtoffers afvuurde. “Ik stem nooit Wim”, loog ze en probeerde er een glimlach bij te leveren. “Nou”, sprak Vette Wim peinzend “je lijkt anders sprekend op dat wijf, eh die mevrouw, die hierachter in het fietsenhok van de Gemeente die ene vent, hoe heet ie ook weer, heeft zitten afsabbelen” en hij keek triomfantelijk rond. Niemand reageerde en dat was de spreker gewend. Hij hield niet van concurrentie. “Weet je wat jij moet doen mevrouw” hervatte Vette Wim zijn betoog en zijn enorme wijsvinger priemde in haar richting, “jij moet de volgende keer op die blonde jongen stemmen, Geertje, je weet wel, van die buitenlanders”.
De dame stond op. “Dat zal ik doen Wim maar ik moet nu gaan want de kinderen moeten van school gehaald worden” loog ze maar weer en weg was ze.
Mistroostig staarde Vette Wim voor zich uit. “Nog een pilsje Wim” vroeg de kastelein. “Ja doe maar” zei Vette Wim en wees naar De Gelderlander die voor hem lag, ” vriend Heineken heeft het nodig, maar weet je, daar wordt ik altijd zo chagrijnig van. Dat al die lui in Den Haag maar van alles bij mekaar kunnen liegen en alles en iedereen kunnen besodemieteren, en als zo’n vrije jongen gewoon zelf de kost wil verdienen en ook een beetje mee bluft dan breekt de pleuris uit en moet ie geslacht worden. Van mij mogen ze allemaal een Vette Wim krijgen.”
Die Krielen heeft zelfs eens ergens in een Intermediair geroepen dat hij als Interim Manager van onze asbestcentrale half Oost-Nederland van tennisbanen heeft voorzien…
Megalomane gek!