Zandbak erover
Wat hadden we vroeger toch een fijn leven. En dat ook nog eens in een ongelofelijk goed land.
We wisten de ballen van democratie of politiek. Genders waren van die rangeerkarren van de spoorwegen. Op de draadomroep hoorden we de waterstanden en we werden blij als het bij Grave beneden de sluis weer meeviel. Opoe ging achter kachelhoutjes hakken als de lijst met gesneuvelden in Indië of later Korea werd opgelezen door de waterstandenstem. En pas als opa brulde dat ze weer terug kon komen omdat er geen van ons bij zat, stopte het woedende gehak op de onschuldige houtblokken.
Molotov, Soekarno en Het Rode Gevaar waren de vijand. Maar die was ver weg en de kans dat ze onze moeders en dochters zouden komen schennen was kansloos. We kenden elkaar en wisten welke melk- of kolenboer de vader van die en die was. Meer wisten we niet en kijk nu eens. We kennen iedereen in de hele wereld. Er is geen politicus of we hebben ermee op school gezeten en noemen haar Timmerfranz of Yabyumkut. We tekenen petities alsof ’t iets uit maakt en stemmen op lekkere kontjes of gladde praatjes en niet omdat opa er ook altijd op stemde.
Maar ja, zand erover, het beste is een zandbak.